Door: Emma van Dongen
Naar: Kester Freriks (april 2023); NRC reportage, ‘Beneden is het druk en spannend’
Op school in de aardrijkskundeboeken leerden we over de verschillende soorten ondergrond en koppelden we dit gelijk aan een kleur, met dit principe zijn we in de aardwetenschappen zeker niet gestopt. Zo hebben we geel voor zand, lichtgroen voor rivierklei, donkergroen voor zeeklei, paars voor veen en roze voor löss. Sommige kleuren zijn intuïtiever dan andere, maar geen zorgen want een legenda op een kaart ontbreekt nooit. Een voorbeeld van zo’n kaart is de geologische kaart van Nederland, die in 2023 vrijgegeven werd door TNO (zie uitgelichte foto). De grond onder onze voeten bepaalt daarnaast wat we boven de grond zien en hoe wij het land kunnen gebruiken.
Een open blik loont
In april 2023 ging Kester Freriks, redacteur bij het NRC, een dag op pad met geoloog Jeroen Schokker, werkzaam bij TNO (geologische dienst van Nederland) en bodemkundigen Ingrid Lubbers en Jan Willem van Groenigen, beide verbonden aan de Universiteit van Wageningen. Haar rapportage is een mooie kapstok voor wat allemaal te vertellen valt over de Nederlandse ondergrond en haar schatten.
“Een geoloog”, vertelde Schokker, “gaat door het uitvoeren van boringen en ander grondonderzoek diep de aarde in. Stel je eens voor hoe druk het ondergronds is: huizenbouw, verkeer, waterhuishouding en energietransitie doen allemaal een beroep op het fundament van onze leefwereld.” Niet alleen het menselijk gebruik en de samenstelling van de ondergrond is wonderbaarlijk, ook organismen spelen een grote rol. Zo vertelde Van Groenigen dat een theelepel gezonde grond meer organismen bevat dan er mensen op aarde zijn! En dan klagen wij over overbevolking.
Om meer te weten te komen over de ondergrond nemen wij Aardwetenschappers een zogenaamde grondboor en/of guts mee. Dit zijn instrumenten waarmee wij de geologie van de ondergrond naar boven kunnen halen, zodat wij dit nader kunnen onderzoeken. Ook door rond te kijken is al veel van het landschap af te leiden. Schokker zegt dat hij als geoloog het landschap kan ‘lezen’, hij kan niet meer “onbevangen kijken”, wat heel herkenbaar is, zelfs voor een student. Omdat vanaf dag één al wordt verteld hoe je een bepaalde landvorm kan herkennen in het veld. Rondkijkend door Nederland zijn de laagtes, glooiingen en plateaus die eerder onopvallend leken niet meer te missen. Nederland is gevarieerder dan ze lijkt met haar uitgestrekte weilanden.
Stromende invloed
Zoals velen al zullen weten hebben rivieren een belangrijke invloed op het Nederlandse landschap. In de binnenbocht van een rivier wordt sediment afgezet, dat houdt in dat materiaal zoals zand dat in het water zweeft zich hier ophoopt. Hierdoor zie je in het landschap dat plaatsen in de binnenbocht vaak hoger liggen dan vlaktes aan de overkant van de rivier in de buitenbocht. Dit verschil ontstaat doordat een rivier in de buitenbocht harder stroomt en insnijdt, terwijl ze in de binnenbocht juist langzamer stroomt waardoor materiaal in het water naar de bodem kan zakken. Zand dat in de binnenbocht wordt afgezet is gunstig om op te bouwen; ‘zand geeft vaste, droge grond onder de voeten’ vertelt Schokker.
De bebouwing in de binnenbocht is een voorbeeld van hoe de ondergrond invloed heeft op hoe mensen het landschap gebruiken. In een rivieromgeving wordt niet alleen zand afgezet maar ook veel rivierklei, de combinatie van deze twee materialen is goed voor de fruitteelt. Zand is goed voor de waterdoorlatendheid van een bodem en klei levert voedingsstoffen maar laat nauwelijks water door, wat te merken is aan de grond: een kleirijke bodem is nat en zompig, al het water blijft staan.
Koud zand
Dieper in de bodem, eigenlijk vrijwel door heel Nederland, vind je dekzand uit de laatste ijstijd terug. Dit is 12.000 tot 13.000 jaar oud, afkomstig uit de tijd dat mammoeten en reuzenherten rondliepen of waarin de populaire film Ice Age zich afspeelt. In de ijstijd was het zo koud in Nederland dat vrijwel geen vegetatie de kans kreeg om te groeien, behalve wat lage struikjes. Hierdoor had de wind vrij spel en nam deze veel zand mee en verspreidde dit door het hele land. Maar hoe herkennen wij geologen of zand door de wind is meegenomen, als het zoals eerder genoemd ook door een rivier kan zijn afgezet? Als je een handje zand pakt, dan zal door wind getransporteerd zand zacht aanvoelen en er glimmend uitzien, het is afgerond en gelijk van grootte. Dit noemen we ‘gesorteerd.’ Rivierzand is hoekig en voelt daardoor ruwer aan.
De Nederlandse stuwwallen van de Utrechtse heuvelrug en bij de Hoge Veluwe, zijn ook gevormd in een ijstijd. Als je daar weleens geweest bent om te wandelen, zul je hebben gevoeld dat bepaalde afdalingen best steil naar beneden kunnen lopen. Zo’n steile helling kan ontstaan wanneer een stuwwal wordt aangesneden door een rivier. De rivieren zijn afkomstig uit de Alpen en bogen af richting het westen, toen zij de stuwwallen tegemoet stroomden in de ijstijd. Deze oriëntatie zien we nog terug aan de grote drie rivieren centraal in ons kikkerland. Hoe komt het dan dat een stuwwal hoger is dan het omringende landschap? Dit heeft te maken met landijs. Aan de voet van het landijs oefent de gletsjer een druk uit op de ondergrond waardoor deze het voortduwt. Als een kleed dat opkrult als je je voet er tegenaan duwt. Deze plooiing van de ondergrond is wat we terugzien als stuwwal. Een stuwwal bestaat dus niet uit gletsjer materiaal, maar uit zelfs nog oudere afzettingen die voor de ijstijd al zijn afgezet.
De gevonden schat
Uit tientallen boringen per vierkante kilometer blijkt dat in Nederland op een afstand van enkele meters een enorme variatie aan ondergrond naar boven kan worden gehaald. Dit komt doordat de drie grote krachten van ijstijden, rivieren en wind een grote invloed hebben gehad en nog steeds hebben. Dit verklaart ook het onbegrijpelijke kleurenspel in de geologische kaart. Door observaties van het landschap kunnen we op een ontdekkingstocht in de verborgen schatkamer onder onze voeten.