Skip to main content

Het nu kale Groenland wordt door klimaatverandering warmer en is daardoor steeds geschikter voor boomgroei. Door de geïsoleerde positie van Groenland is echter de kans op natuurlijke groei door overgewaaide zaadjes heel klein, dus zullen we een handje moeten helpen. Het uiteindelijke doel is om in zuidelijk Groenland meer bomen te planten en daarmee CO2 op te vangen, de bodemkwaliteit te verbeteren, biodiversiteit te vergroten en positieve nalatenschap voor het milieu te hebben door het klimaatbewustzijn te vergroten onder de lokale bevolking. In samenwerking met de organisatie ‘Greenland Trees’ ondernamen Reinder en ik een project om de mogelijkheden van de aanplant van een Tiny Forest te onderzoeken in Narsaq, een dorpje in het zuidelijkste puntje van Groenland met maar 1346 inwoners. Dit inwoneraantal is evenveel als drie studentenflats in Utrecht, maar in Groenland het 9e  grootste stadje. De aanplant van een Tiny Forest in Narsaq is revolutionair aangezien de inwoners nauwelijks bekend zijn met bomen, laat staan met een bos. Een Tiny Forest is letterlijk een klein bos, vaak kleiner dan een voetbalveld, dat als doel heeft om de biodiversiteit te vergroten, kinderen al spelend te leren over de natuur en waar de lokale bevolking kan leren over het groeien van bomen en klimaatverandering.

Na een spannende voorbereiding met vele pogingen voor sponsoring voor onze reis, vertrokken we op 14 augustus 2023 toch echt naar Groenland. Na een spectaculaire vlucht over de ijskappen, gevolgd door een bootreis tussen de ijsschotsen, begon ons tweeweeks veldonderzoek. Het onderzoek bestond uit verschillende onderdelen. De eerste dagen hadden we de tijd om de reeds geplante bomen in kaart te brengen. Een deel van de bewoners heeft al bomen geplant en sommige vertelden ook graag over hoe ze dat bewerkstelligd hebben. In totaal waren er ongeveer 150 bomen, tussen de 2 en 8 meter, voornamelijk wilgen en populieren, en sommige lariksen. Ter vergelijking: alleen al het stadscentrum van Utrecht telde in 2021 meer dan 3000 bomen. 

Naast het in kaart brengen van de bomen, waren we ook benieuwd naar hoe en waar bomen en grotere struiken het beste groeien. Daartoe hebben we blad-, bodem- en veenmonsters mee naar Utrecht genomen, die in het lab onderzocht worden. Tenslotte hebben we op de plaats waar het Tiny Forest gebouwd zal worden bodemonderzoek gedaan, om advies te kunnen geven over hoe de bodem bewerkt moet worden voordat bomen geplant kunnen worden, en welke bomen de grootste kans van slagen hebben. Zoals verwacht is er erg weinig organisch materiaal in de bodem aanwezig, en bovendien is de bodem maar zo’n 15 centimeter diep, waarna de harde ondergrond van Groenland begint. In Nederland zijn bodems vaak meerdere meters diep, wat zorgt voor genoeg voedingsstoffen en wortelruimte voor de bomen. In Groenland zullen dus bomen geplant moeten worden die ondiep wortelen, vooral lateraal, en die goed tegen weinig voedingsstoffen kunnen. Bovendien kunnen de bomen geholpen worden door de bodem van tevoren te bewerken en organisch materiaal toe te voegen.

Een ander belangrijk deel van onze excursie bestond uit ‘public engagement’. Hiervoor hebben we twee ochtenden lessen gegeven aan leerlingen rond de 13 jaar om hen te informeren over klimaatverandering, de gevolgen voor hen en hoe bomen hen in de toekomst kunnen helpen. De lessen, die buitengewoon succesvol waren en waar we door de directeur van de school meermaals erg voor bedankt zijn, bestonden uit interactieve presentaties en experimenten. Reinder nam een deel van de groep mee om bestaande bomen te identificeren, en ik deed bodemexperimenten in de toekomstige Tiny Forest. Een enquête achteraf liet zien dat de kinderen heel geïnteresseerd zijn in klimaatverandering en onderzoek in het algemeen, iets wat ze niet vaak meekrijgen. Daarnaast waren ze erg geïnteresseerd in het leven in Nederland en hoe studeren eruit ziet. Gezien de geïsoleerde positie van Narsaq krijgen veel kinderen niet de kans om buiten Groenland te reizen, en daarmee studeren veel kinderen nooit. Voor de directeur was het daarom een groot succes, hij hoopt dat er meer jonge studenten de kinderen kunnen overtuigen dat ook zij het waard zijn om een studie te volgen buiten Groenland.

Naast de lessen met de jongeren van Narsaq hebben we ook interviews gehouden met de ouderen die we tijdens ons veldwerk hadden ontmoet. We vroegen hen hoe zij de veranderingen in het klimaat in de afgelopen tientallen jaren hebben waargenomen. Ze vertelden ons dat vroeger, in de winter, het mogelijk was om met een auto over het ijs te rijden om de naburige dorpen aan de overkant van de fjord te bezoeken. Ook zien ze elk jaar de ijskap, die boven de heuvels uit komt, een stukje verder terugtrekken. Tegelijkertijd merkten ze dat het zomerseizoen langer is geworden, waardoor ze meer kunnen verbouwen. Hoewel ze dat als een voordeel beschouwen, hebben de inwoners ook opgemerkt dat het weer extremer is geworden, met hevige stormen, kortere maar intensere sneeuwval gedurende de winter en zwaardere regenbuien. Al deze veranderingen leiden tot veranderingen in fauna, waar voornamelijk vissers erg afhankelijk van zijn. Gezien het dorp voor een deel draait op de visserij, kijken sommigen met angst naar de toekomst en zijn ze bang dat ze veel zullen moeten veranderen om te kunnen blijven leven zoals ze doen. Anderen zijn optimistischer en zien kansen in de warmere, langere zomers. 

Naast onderzoeken en interacties met de bevolking hebben we ook direct bijgedragen aan de toekomst van bomen op Groenland. De opgekweekte boompjes in de hiervoor gebouwde kas hebben we kunnen verzorgen, en we hebben zelfs op een zonnige middag een aantal lariksen in de bodem kunnen plaatsen.  

De twee weken vlogen voorbij, en we zijn enorm dankbaar voor de unieke kans om voor twee weken deel te mogen nemen aan de Groenlandse wildernis, het buitengewone leven en de bijzondere gemeenschap. We zullen de ruige natuur, de afbrekende ijsschotsen, de gletsjers, het geïsoleerde leven en vooral alle ontzettend behulpzame, nieuwsgierige bevolking niet snel vergeten.